Hoe mensen met een arbeidshandicap tóch van baan naar baan kunnen gaan

Stel: je hebt een baan en je doet aangepast werk omdat je een handicap hebt. Dat doe je in een omgeving die je kent en met mensen die je kent. Zo kun jij je werk goed aan. Maar is dit ook echt álles wat je kunt? Of kun je nog meer? In een andere baan misschien?

Je hebt je dat nooit afgevraagd de afgelopen jaren. En nu wil je baas met jou praten. Hij vraagt naar je toekomst. Hij wil ook weten of je nog wel eens ander werk zou willen doen. Je vindt het spannend en mooi tegelijk. Dat je nog eens zou praten met je leidinggevende die van alles aan je vraagt. ‘’Of ik nog wel eens een andere baan zou willen? Poeh, dat weet ik niet,’’ zeg je.

Foto: Katja Verjans (l) en Mariëlle van Velzen (r) zijn er van overtuigd dat mensen met een arbeidshandicap zich toch kunnen ontwikkelen.

Spanning en onrust

Het lijkt onmogelijk. Want mensen die aangepast werk moeten doen, laat je met rust. Je moet hen geen werk geven op een plek die ze niet kennen. Dat leidt tot spanning en onrust. Waarom laten we die werknemers niet zitten waar ze zitten? ‘’Omdat ze misschien wel meer kunnen,’’ dachten studenten. Daarom deden ze onderzoek naar mogelijkheden om beweging in de groep te krijgen en kansen te bieden. 

Een onderzoek dat helemaal past bij een ‘’inclusieve arbeidsmarkt.'' Daarin is voor iedereen plek én ook ruimte voor mensen om zich te ontwikkelen.

Mariëlle van Velzen werkt als bedrijfsadviseur inclusieve Arbeidsorganisatie bij Orionis in Vlissingen. Samen met drie medestudenten van de opleiding ‘inclusieve arbeidsorganisatie’ deed zij het onderzoek.

 

Afstand tot de arbeidsmarkt

Bij Orionis werken ruim 300 ambtenaren en zo’n 550 mensen in het leerwerkbedrijf. De werknemers in het leerwerkbedrijf hebben ‘afstand tot de arbeidsmarkt’. Het zijn mensen die in een aangepaste omgeving en met aangepast werk het best tot hun recht komen. Dat was jarenlang de gedachte. Tot het moment waarop de vraag kwam, onderzoek te doen naar ontwikkelmogelijkheden voor werkenden met een arbeidsbeperking.

Het onderzoek richtte zich op een manier om mensen met een arbeidsbeperking tóch uitzicht te geven op een andere baan. ‘Richt je op mensen in de dienstverlenende werksoorten,’ was de opdracht. Dus: schoonmakers, mensen uit het bedrijfsrestaurant, de wasserij, schilders en mensen van de technische dienst.

 

Taken en processen

Ze deden onderzoek naar taken en processen. Zo werden alle taken die horen bij verschillende soorten werk in kaart gebracht. Daardoor is het mogelijk mensen stapje voor stapje te begeleiden naar ander werk.

Als voorbeeld  werd ‘’Lucy’’ bedacht. Een verzonnen medewerkster die op een rustige afdeling werkt waar eten in potten wordt gedaan.

‘’Stel: Lucy wil vakkenvuller bij Jumbo worden. In haar huidige werk zit ze hele de dag. Hoe is het om de hele dag te staan straks? Ze is heel sociaal met collega’s, maar kan ze ook met klanten omgaan? Ze werkt al jaren in een vaste groep mensen en daar zit ze niet voor niets. Ze heeft echt een arbeidshandicap. Hoe kunnen we haar het beste leiden naar ander werk?’’, aldus Mariëlle.

 

Interne training

Bij Orionis moet dat gaan gebeuren door training. Cursisten krijgen de kans om taak voor taak te oefenen. Dus niet gelijk heel ander werk, maar wel voor een deel ander werk doen. Zo kan iemand als Lucy een paar uur in de week taken uit het bedrijfsrestaurant doen. Zoals goederenontvangst, gastvrouw en kassawerkzaamheden.

Trainers kunnen dan meekijken en zien hoe ze werkt in de nieuwe groep. En ze kunnen ook zien wat de gevolgen zijn voor de mensen over wie het gaat. In het verleden is al gebleken dat mensen in ander werk ook een ander gedrag gaan laten zien.

Een medewerker kan pas aan een nieuwe taak beginnen als de vorige taak goed is gegaan. 

Bij Orionis is Katja Verjans de teammanager dienstverlening, ontwikkeling en detachering. Zij zegt: ‘’Alleen al in gesprek gaan met die persoon is al belangrijk. Zo van: hoe zie jij je toekomst? Zou je graag nog ander werk doen?''

''Het biedt ook al kansen om binnen de eigen afdeling die veilig is, stappen te maken. De vraag is ook: is het werkgeluk als je twintig jaar op dezelfde taak blijft zitten? Dat kan hè? Het is ook niet zo dat iedereen zich móet ontwikkelen. Maar ik denk wel dat er in veel mensen nog kansen zitten.’’

 

Arbeidsintensief

De proef met het plaatsen van mensen bij bedrijven moet nog beginnen. Het kost veel energie omdat werknemers veel begeleiding nodig hebben. Volgens Mariëlle en Katja willen werknemers nog wel eens denken dat ze meer kunnen dan ze eigenlijk kunnen. Als het niet gaat, kan dat ook het gevoel geven dat ze falen. En dat heeft weer grote gevolgen. Dus proberen ze dat te voorkomen.

Om die reden gaat het voorzichtig, stap voor stap. De bedoeling is om mensen zó te begeleiden dat ze jarenlang in hun nieuwe baan kunnen blijven werken.

En er zijn ook nog wel hindernissen. Mensen zeggen: ''Als het jarenlang zo geweest is, waarom zou je dan veranderen?'' 

Katja Verjans: ‘’Dan kom je ook weerstand tegen. Zo van: we hebben het toch altijd zo gedaan en dat ging toch goed? Waarom zouden we het anders doen?’’. Ze is er net als Mariëlle van overtuigd dat het goed is voor de mensen en voor Orionis zelf omdat het ‘’werkplezier terugkomt.’’

Kortom: de ideale oplossing? Ze weten zeker dat het moet kunnen lukken. En helemaal gloednieuw is de manier waarop ze het gaan doen ook niet. Het geheim van het onderzoek zit in de manier waarop ze het gaan doen. Het werk verdelen in taken en die stuk voor stuk afwerken. Met de goede begeleiding moet het lukken. Dát weten ze zeker.